PiB is een zelfevaluatie-instrument voor de kinderopvang. IKC-directeur Leonie Jansen vroeg zich af of PiB niet ook heel geschikt kon zijn voor kleuterklassen. Inmiddels is dit project in volle gang. ‘Ik word hier superblij van.’
Leonie Jansen is inmiddels alweer vijf jaar locatiedirecteur bij Sint Anthonius, een integraal kindcentrum (IKC) in Oud-Vossemeer, een dorp op het eiland Tholen in Zeeland. Het IKC is onderdeel van de Lowys Porquin Stichting, een organisatie met ruim dertig scholen en diverse kinderopvanglocaties.
Leonie komt zelf uit het onderwijs. Toen ze als directeur begon, wist ze nog vrijwel niets van de kinderopvang. ‘Het was voor mij echt een eye-opener, wat ik daar zag. Hoe goed en kindgericht die professionals bezig waren. Ik dacht meteen: hier kan het onderwijs zóveel van leren.’
Was er toen al veel samenwerking tussen kinderopvang en school?
‘Nee, toen nog niet. De kinderopvang – een 0 tot 4-groep en de BSO – zat in een apart gebouw op het schoolplein. Dat was te ver van de kleutergroep af. Als je echt wil samenwerken, is het fijn als de kinderen een beetje door elkaar heen lopen. Daarom hebben we de kinderopvang naar het hoofdgebouw verplaatst.’
Veranderde er ook iets voor de professionals?
‘Ja, we hebben veel aan pedagogische kwaliteit gedaan. Toen ik begon, was de kinderopvang nog vooral dat: opvang. Handig voor ouders. Dat is nu anders. Onze pm’ers hebben onder andere ve-training gevolgd. De kleuterleerkrachten deden ook mee. Ze wilden graag op één lijn komen met elkaar en de training was hiervoor een goed hulpmiddel. Onze leerkrachten snappen nu veel beter wat de kinderopvang allemaal bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. En de pm’ers snappen de kleuterleerkrachten beter. Ook heeft er een visietraject plaatsgevonden om dit te versterken.’
Wat merk je daarvan in de praktijk?
‘Pm’ers en leerkrachten zoeken elkaar op. Peuters vanuit de kinderopvang sluiten een paar keer per week aan bij de kleutergroep, daardoor is de overgang veel kleiner. Alles draait om verbinding. Die kan er alleen zijn als het hele team daarvoor openstaat. Je moet bijvoorbeeld echt wíllen dat in het onderwijs meer naar het kind wordt gekeken, in plaats van alleen naar het programma. Ook zie je dat onze pm’ers en leerkrachten veel in gesprek zijn over pedagogiek en de houding van de professional. Daarin vinden ze overeenkomsten, gezamenlijke ontwikkeldoelen. Team onderwijs en team kinderopvang zijn nu echt één team met één taak.’
Hoe ontstond het idee voor PiB in het onderwijs?
‘Tijdens een overleg met directeuren en beleidsmedewerkers van onze stichting werd PiB voor het eerst genoemd. We zouden de tool gaan implementeren in de kinderopvang. Waarom alleen de kinderopvang, vroeg ik me af, hier kunnen we allemáál iets aan hebben. Ook op scholen moet namelijk een gesprek worden gevoerd over pedagogische kwaliteit.’
Werd dat daarvoor nooit gedaan?
‘Jawel, zeker wel. Ik had het er al over met leerkrachten. Ik merkte alleen dat pedagogische kwaliteit een ongrijpbaar fenomeen is. In het onderwijs wordt vooral de output gemeten, via leerlingvolgsystemen en toetsen of sociale veiligheidsmonitoren. We kijken vooral wat het kind van iets vindt, of welke opbrengst de input heeft opgeleverd. PiB gaat juist over die input zelf, de houding van de leerkracht, datgene wat de professional dóét. Soms loop je een klas binnen en weet je meteen: hier is de pedagogische kwaliteit in orde. Deze juf is heel fijn, zeggen we dan, die heeft het van nature. Maar wat bedoelen we daar precies mee? PiB geeft hier woorden aan. Daarom besloot ik samen met onze leerkrachten om PiB ook met hen te gaan uitproberen.’
En, hoe was dat?
‘Het instrument bleek heel goed bruikbaar, alleen was de taal natuurlijk erg gericht op de kinderopvang. Zo kwamen we op het idee om het Expertisecentrum te benaderen; of het niet mooi zou zijn om zoiets ook voor het onderwijs te ontwikkelen. We hebben verschillende bijeenkomsten gehad met onderzoeker Simon Hay. Ook hij was enthousiast. Inmiddels hebben we een groep mensen verzameld die willen helpen om PiB voor het onderwijs te ontwikkelen. Daar ben ik superblij mee.’
Hoe gaat dit leerkrachten helpen?
‘Nou, neem een specifiek thema binnen PiB; emotionele veiligheid. Zonder hulpmiddel is het nog maar de vraag in hoeverre de professional hier zelf woorden aan kan geven. PiB lost dit probleem op. Het thema staat heel concreet beschreven; wat gebeurt er precies in een groep, of bij een leerkracht, en wat betekent dit voor de pedagogische kwaliteit? Daardoor kun je vergelijken, bijvoorbeeld hoe verschillende leerkrachten kinderen welkom heten in de ochtend. Zo leer je van elkaar.’
Wat is je hoop voor de toekomst?
‘Het doel is om een PiB-instrument te ontwikkelen dat op alle scholen in Nederland kan worden gebruikt. Nu gaat het in het onderwijs nog vooral over kwalificatie. Maar in de brede taak van het onderwijs zoals hoogleraar Gert Biesta die beschrijft, zijn ook persoonsvorming en socialisatie van belang. PiB kan ook aan die twee domeinen straks woorden geven. Wie ben ik? Wat kan ik? Hoe gaan we met elkaar om? We combineren het inspectiekader met het observatiesysteem van PiB en de wet Kinderopvang. Zo wordt het uiteindelijk ook geschikt voor scholen zonder afdeling kinderopvang. Want of je nu wel of niet met kinderopvang samenwerkt, pedagogiek zou een veel belangrijker onderdeel van het onderwijs moeten zijn. En mijn ervaring is dat dan vanzelf ook die basisvaardigheden verbeteren. Wanneer kinderen zich prettig voelen gaan ze immers met veel meer plezier naar school en stijgt de motivatie om te leren.’
Dan moet ook de onderwijsinspectie dit serieus gaan nemen.
‘Zeker. Er werkt al iemand van de inspectie mee aan dit project. Al moet PiB ook weer geen checklist worden om te controleren of het wel goed gaat, dat lijkt me een valkuil. In mijn beleving van PiB vragen leerkrachten zélf: wil je nog een keer bij mij komen kijken – want ik vind het onderdeel emotionele veiligheid toch nog lastig. Als PiB op die manier wordt gebruikt, is er het grootste effect.’