Peuters en kleuters kunnen op ons kindcentrum samenwerken in een gezamenlijke ruimte, de ‘grote klas’. We noemden deze ruimte van oudsher ‘de hal’ omdat het voorheen ook echt een hal was. Toen we de hal gingen gebruiken als klas, begon een aantal kinderen de ruimte uit zichzelf de ‘grote klas’ te noemen. Die naam zijn we vervolgens gaan gebruiken. De deur van zowel de peutergroep als de onderbouwgroepen staat gedurende de ochtend altijd open. 1De peuters kiezen zelf of ze in hun eigen groepsruimte, in de gezamenlijke ruimte of in de onderbouw willen zijn. We zien dat kinderen die nieuw zijn bij ons op de peutergroep in eerste instantie nog vaak kiezen voor de veiligheid van de eigen groep. Zodra kinderen bij ons gewend zijn, zie je dat de nieuwsgierigheid hen vaak vanzelf naar de gezamenlijke ruimte trekt en tegen de tijd dat peuters bijna vier worden zie je dat ze, bijna als vanzelf, richting de onderbouw trekken.
Inrichting van de gezamenlijke ruimte
Onze gezamenlijke ruimte is zodanig ingericht dat hij geschikt is voor zowel peuters als kleuters. De inrichting prikkelt de nieuwsgierigheid van peuters en kleuters. Daardoor gaan kinderen op ontdekking en ondersteunen we hun natuurlijke drang om te leren. De ruimte is kindvriendelijk ingericht met laag meubilair, open kasten en verschillende hoeken die toegankelijk zijn voor alle kinderen. De ruimte is gestructureerd en overzichtelijk. Dit zorgt voor voorspelbaarheid en duidelijke kaders waarbinnen het kind zich zelfstandig kan bewegen. In de kasten worden Montessori- en andere ontwikkelingsmaterialen aangeboden, per ontwikkelingsgebied, waarbij de eenvoudigere werkjes op de onderste planken staan en de complexere materialen op de bovenste planken worden aangeboden. De inrichting van de ruimte is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerkers, de onderbouwleerkrachten en de leraar ondersteuner.
Begeleiding van kinderen in de gezamenlijke ruimte
Er zijn altijd twee begeleiders aanwezig in de gezamenlijke ruimte. Een leraar ondersteuner en een van de pedagogisch medewerkers van de peutergroep zorgen voor de begeleiding van de kinderen. Eén van de begeleiders loopt rond om kinderen te begeleiden en de ander biedt activiteiten aan. Alle kinderen kunnen deelnemen aan deze activiteiten. We vertellen de kinderen van tevoren niet welke activiteiten er die ochtend worden aangeboden. In plaats daarvan prikkelen we de nieuwsgierigheid van kinderen door bijvoorbeeld materialen klaar te leggen die horen bij de activiteit. De kinderen komen daar dan vanzelf op af en kunnen aansluiten als ze zin hebben. De activiteiten die we aanbieden, sluiten aan bij de ‘gevoelige periode’ van het kind. We observeren, kijken waar een kind staat in zijn ontwikkeling en waarin een kind geïnteresseerd is en sluiten daar in ons aanbod vervolgens op aan. Als we bijvoorbeeld zien dat een kind geïnteresseerd is in kleuren of in letters, dan zal de pedagogisch medewerker of leraar ondersteuner het kind uitnodigen voor een activiteit over kleuren of letters. Dit bieden we meestal aan op een kleedje, soms aan tafel. Als er andere kinderen willen aansluiten dan kan dat. Dit gebeurt ook vaak. We gaan hierbij uit van de intrinsieke motivatie van het kind. Ook als er bijvoorbeeld een boek wordt voorgelezen of er een spel wordt aangeboden, sluiten de kinderen die zin hebben om mee te doen aan. De onderbouwleerkrachten zijn over het algemeen in hun eigen klas maar laten ook regelmatig hun gezicht zien in de gezamenlijke ruimte zodat ze de peuters al een beetje leren kennen voordat zij naar school gaan. En andersom: zodat de peuters weten wie de leerkrachten zijn.
Afspraken over gedrag
We hebben afspraken over de manier waarop we ons gedragen en omgaan met materialen, met onze omgeving en met elkaar. Deze afspraken zijn door de hele school hetzelfde. Om te sturen op gewenst gedrag maken we gebruik van de methode PBS (positive behavior support). Deze methode gebruiken we zowel op ons kinderdagverblijf als op school. In het kort houdt deze methode in dat we het gewenste gedrag voorleven. We geven zelf het goede voorbeeld. We benoemen het gewenste gedrag en laten de kinderen spelenderwijs kennismaken met het gewenste gedrag tijdens begeleide activiteiten.
Kinderen leren van elkaar in de gezamenlijke ruimte
In onze gezamenlijke ruimte leren oudere en jongere kinderen van elkaar. De oudere kinderen kunnen de jongere kinderen helpen met eenvoudige taken zoals het uitleggen van een activiteit, het helpen met een werkje of het laten zien waar iets opgeruimd kan worden. Peuters profiteren van het voorbeeld en de extra aandacht die ze krijgen van de kleuters. Kleuters op hun beurt leren zorg te dragen voor en het goede voorbeeld te geven aan de jongere kinderen. Daardoor groeien het zelfvertrouwen en de sociale vaardigheden van de kleuters.
Het effect van het werken in een gezamenlijke ruimte: een soepele overgang naar onderwijs
De gezamenlijke ruimte voor peuters en kleuters draagt op verschillende manieren bij aan een doorgaande ontwikkelingslijn en een geleidelijke overgang van kinderopvang naar onderwijs. Kinderen ervaren een vloeiende overgang van peuterfase naar kleuterfase zonder grote veranderingen in hun omgeving of routines omdat de ruimtes, de mensen die er rondlopen, de materialen in de kasten en de afspraken die er gelden voor hen al bekend zijn. Hiermee creëren we een veilige en vertrouwde omgeving waardoor kinderen zich ononderbroken kunnen ontwikkelen.
De opbouw van eenvoudiger naar complexer materiaal en het gebruik van dezelfde Montessori materialen zorgt er voor dat kinderen stapsgewijs hun vaardigheden en kennis uitbreiden.
Leerkrachten zijn bekend met de individuele behoefte en ontwikkeling van de nieuwe kinderen in hun klas. Dit weten ze, omdat we veel observeren en registreren, er regelmatig contact en een warme overdracht is tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten en omdat de leerkrachten de peuters al regelmatig zien werken in de gezamenlijke ruimte. Dit leidt tot gerichtere ondersteuning en begeleiding van het kind, vanaf de eerste dag dat een kind officieel naar school gaat.
Het proces: het ontstaan van het idee
Tijdens vergaderingen met leerkrachten, pedagogisch medewerkers, leraar ondersteuners en de leidinggevende van onderwijs en kinderopvang hebben we met behulp van het 4D model (dit komt uit waarderend onderzoeken oftewel appreciative inquiry) onze samenwerking en de doorgaande lijn onder de loep genomen aan de hand van deze vragen:
- Wat is er al?
- Waar zijn we trots op?
- Wat is onze droom?
- Wat willen we uiteindelijk bereiken?
- Welke stappen kunnen we zetten om dichterbij dat uiteindelijke doel te komen?
Hieruit is het idee voor de gezamenlijke ruimte ontstaan en zijn we aan de slag gegaan. Steeds evalueerden we na een paar maanden: Waar staan we? Waar willen we naartoe? Welke stappen moeten we daarvoor zetten?
Het proces: de start en de uitdagingen
We zijn begonnen met het inrichten van de ruimte en het maken van een aantal belangrijke afspraken. De afspraken betreffen vooral praktische zaken voor het gebruik van de ruimte zoals: werken doe je op een kleedje of aan tafel, er mogen maximaal vier kinderen in een huisje, we dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor alle kinderen in de ruimte, etc. Vervolgens zijn we van start gegaan en al snel liepen we tegen allerlei ‘problemen’ aan. Peuters liepen weg, materiaal werd niet gebruikt waarvoor het bedoeld was, kleuters zagen de gezamenlijke ruimte als een plek om hun overtollige energie op een luidruchtige manier kwijt te kunnen, niemand hield zich in eerste instantie aan de afspraken die we hadden gemaakt, etc. We vroegen ons de eerste weken echt af waar we aan waren begonnen. Stap voor stap zijn we vervolgens aanpassingen gaan doen. We deden aanpassingen in het aanbod en de inrichting. Bepaalde materialen gingen bijvoorbeeld weer terug naar de onderbouwgroepen, omdat het echt niet geschikt bleek voor peuters. Andere materialen hebben we beperkt in hoeveelheid. Om te voorkomen dat het door de hele ruimte lag en er teveel kinderen tegelijkertijd met het materiaal gingen werken en het daardoor luidruchtig werd. Bepaalde hoeken hebben we anders ingericht, omdat de hoeken die we hadden teveel onrust gaven. Ook hebben we aanpassingen gedaan op het gebied van veiligheid: een deurklink omhoog, een lagere leuning bij een trappetje, een traphekje ergens voor zodat kinderen er niet meer bij konden, etc. Ook hebben we het aanvankelijke plan om in de gezamenlijke ruimte met kleine groepjes te werken weer ingevoerd. We lieten het aantal kinderen in de gezamenlijke ruimte in eerste instantie vrij. Wie in de grote klas wilde werken mocht er werken. Soms waren er wel 30 kinderen tegelijkertijd. Toen zijn we terug gegaan naar maximaal 8 peuters en 8 kleuters zodat we de kinderen die er waren, goed konden begeleiden. Ook konden we er zo voor zorgen dat de kinderen bekend werden met de afspraken en we hebben kinderen op een speelse manier meegenomen in het gewenste gedrag in de gezamenlijke ruimte. Door deze ingrepen merkten we dat het werken in de gezamenlijke ruimte week na week steeds iets beter ging. Het duurde een paar maanden totdat we echt tevreden waren met hoe het ging. Op het moment dat de kinderen en teamleden helemaal waren gewend, merkten we dat er voor kinderen geen verschil meer was tussen de eigen groepsruimte/klas en de gezamenlijke ruimte. Kinderen weten precies wat er van hen wordt verwacht en werken met veel plezier in onze gezamenlijke ruimte, zowel alleen als met andere kinderen.
Het proces: een lange adem
Zeker het eerste jaar vroeg de gezamenlijke ruimte veel van alle betrokkenen. De kinderen merkten de voordelen nog niet direct en moesten wennen aan de nieuwe situatie. Ook de leerkrachten en pedagogisch medewerkers profiteerden nog niet van de beoogde voordelen. En dit terwijl de veranderingen wel veel van hen vroegen. Communicatie, een goede samenwerking en een lange adem zijn noodzakelijk. Alle betrokken moeten zich in willen blijven zetten, ook als het nog niet zo goed loopt en er ergernissen over en weer ontstaan. Het is een proces van een aantal jaren geweest om te komen waar we nu staan. Inmiddels merken we dat de kinderen echt profiteren van de manier waarop we werken. Kinderen die bij ons op de peutergroep hebben gezeten en de overstap naar school maken, stappen vol zelfvertrouwen de klas binnen, weten precies wat er van hen wordt verwacht en draaien mee alsof ze er altijd al waren.
Valkuilen: te snel te grote stappen
Een valkuil voor ons was echt dat we te snel wilden gaan waardoor de verandering te groot was voor ofwel de kinderen ofwel het team. We zijn direct begonnen met een situatie die al vrij dicht bij ons uiteindelijke doel lag en liepen vervolgens tegen allerlei obstakels aan. Het kan wijs zijn om met kleinere stappen te beginnen. Veranderingen kosten tijd en vragen in dit geval veel van de betrokkenen. In dit geval de kinderen en het team. Het is goed om je daarvan bewust te zijn en haalbare doelen te stellen. Veel kleine stappen brengen je soms sneller naar je uiteindelijke doel dan een paar te grote stappen die je soms weer terug bij af brengen!