WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Algemeen | Publicatiedatum: 2024

Kern

In dit Nederlandse onderzoek zijn twee overgangen die van belang zijn voor het realiseren van een doorlopende ontwikkellijn, onderzocht. Het gaat om de aansluiting tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie op de basisschool en de overgang van de kleutergroepen naar groep 3 en verder. Er zijn interviews uitgevoerd met als doel zicht te krijgen op hoe de doorlopende lijn wordt gerealiseerd en welke succesfactoren en knelpunten daarbij een rol spelen. Ook zijn er analyses uitgevoerd op de databestanden COOL5-18 en pre-COOL om voor beide overgangen na te gaan of een sterkere mate van een doorgaande lijn een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. In deze uitwerking ligt de focus op de eerste overgang, van voorschoolse voorziening naar de basisschool. Het rapport inspireert om je te verdiepen in de verschillende manieren om de doorgaande lijn vorm te geven, succesfactoren over te nemen en knelpunten weg te nemen.

In dit onderzoek zijn twee overgangen die van belang zijn voor het realiseren van een doorlopende ontwikkellijn, onderzocht. Het gaat om de aansluiting tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie op de basisschool en de overgang van de kleutergroepen naar groep 3 en verder. Door middel van interviews zijn gegevens verzameld bij 33 koppels van voorschoolse voorzieningen (meest peuterspeelzalen, een enkele keer een kinderopvanginstelling) en basisscholen. De interviews hadden als doel om zo nauwkeurig mogelijk in beeld te brengen in welke mate en hoe de doorlopende lijn wordt gerealiseerd. Daarbij was ook aandacht voor de succesfactoren en belemmeringen of knelpunten in het realiseren van een doorgaande lijn. Verder is via analyses op de databestanden COOL5-18 en pre-COOL voor beide overgangen nagegaan of een sterkere mate van een doorgaande lijn een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. Deze uitwerking beperkt zich tot de eerste overgang: van voorschoolse voorziening naar basisschool. 

Onderzoeksvragen

Er zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd ten aanzien van de aansluiting tussen de voorschoolse voorziening en de kleutergroepen van het basisonderwijs: 

  • In hoeverre is er aansluiting tussen VVE-programma’s op de voorschoolse voorziening en de basisschool? 
  • Welke manieren van overdracht worden gehanteerd tussen de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen?
  • Wat is het effect van varianten in de aansluiting tussen voorschoolse voorziening en basisschool op de vaardigheden van kinderen in groep 2?

In hoeverre is er aansluiting tussen VVE-programma’s op de voorschoolse voorziening en de basisschool? 

De onderzochte koppels zijn vrijwel zonder uitzondering gericht op het versterken van de doorgaande lijn tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool. De respondenten noemden verschillende werkwijzen die bijdragen aan de doorgaande lijn. In de eerste plaats gebruikt het merendeel van de koppels hetzelfde VVE-programma. Hetzelfde VVE-programma draagt bij aan afstemming op het gebied van dagritme, materialen en werkwijzen en geeft kinderen houvast. Ook werd een gezamenlijke uitwerking en gelijktijdige uitvoering van thema’s vaak genoemd. Verder wordt geprobeerd om de pedagogisch-didactische aanpak af te stemmen. Daarvoor zijn vaak aanvullingen op de VVE- programma’s nodig, zoals het (aanvullend) werken met een woordenschatprogramma. Verschillende koppels zijn bezig met de invoering van de SLO-leerlijnen, die een handvat bieden voor het versterken van de doorgaande lijn. Op veel koppels is sprake van gestructureerd, systematisch overleg tussen de pedagogisch medewerkers en leerkrachten. Ook is er vaak sprake van gemeenschappelijke coördinatie van de samenwerking, door de leidinggevende van de voorschoolse voorziening en de IB’er of VVE-coördinator van de school. Veel koppels hebben ooit gezamenlijk de eerste training in het VVE-programma doorlopen, maar dat is vaak al lang geleden. Sommige koppels noemen gezamenlijke professionalisering als mogelijkheid om de gezamenlijke basis verder uit te bouwen. Ook is er soms een doorgaande lijn op het gebied van zorg, waarbij ook de voorschoolse voorziening betrokken is. De IB’er van school speelt hier vaak een belangrijke rol in, bijvoorbeeld bij het verzamelen van ontwikkelingsgegevens en het opstellen van handelingsplannen voor kinderen die extra zorg nodig hebben. Op veel locaties wordt gewerkt aan het realiseren van een doorgaande lijn in het betrekken van ouders van peuters en van kleuters.

Welke manieren van overdracht worden gehanteerd tussen de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen?

Voorschoolse voorzieningen en basisscholen gaan op verschillende manieren te werk om de overdracht van kinderen te realiseren: 

  • Een schriftelijke overdracht op basis van gegevens uit het ontwikkelingsvolgsysteem.
  • Een mondelinge overdracht.
  • Een terugkoppeling vanuit de kleutergroep naar de voorschoolse voorziening.
  • Het voorbereiden van de kinderen. Op veel peutergroepen wordt doelgericht toegewerkt naar de overgang naar de kleutergroepen. En overal is sprake van concrete wenactiviteiten voor de kinderen.
  • Het bevorderen van de doorstroom van de voorschoolse voorziening naar de gekoppelde basisschool. 

Effecten: Geen samenhang tussen de doorgaande lijn en uitkomsten in groep 2

De auteurs vonden geen positieve samenhang tussen het werken aan de doorgaande lijn en betere ontwikkelingsuitkomsten bij de kinderen in groep 2. Integendeel, er is zelfs sprake van een negatieve samenhang tussen de doorgaande lijn in termen van gevolgd programma en de taal-, reken- en sociale vaardigheden van kinderen in groep 2, ook nadat er rekening is gehouden met achtergrondkenmerken van kinderen. De auteurs zoeken een verklaring in het gegeven dat juist de groep die bereikt wordt met een doorgaand programma een groep is die extra zwaar is wat betreft achterstand. De gebruikte achtergrondvariabelen geven mogelijk te weinig grip op die groep.

Belemmerende en bevorderende factoren voor de doorgaande lijn van voorschoolse voorziening naar basisschool

Het rapport bevat een overzicht van de belemmerende en bevorderende factoren die uit de interviews naar voren zijn gekomen. Een belangrijke bevorderende factor is het samen vanuit één visie of beleidskader optrekken van de sleutelfiguren vanuit de voorschoolse voorziening en de basisschool. Het management van de voorschoolse voorziening en directie van de school spelen hierbij een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Het is ook van belang dat er op gemeentelijk niveau een ondersteunende overlegstructuur is waar alle betrokken organisaties in deelnemen (voorschoolse voorzieningen, basisscholen, consultatiebureaus en eventuele andere partners). Een belangrijke belemmerende factor is de beperkte ruimte die pedagogisch medewerkers naast het uitvoerend werk met de kinderen hebben voor werkontwikkeling, overleg en scholing. Basisscholen wijzen daarnaast op het moeten bevechten van de randvoorwaarden voor een kwalitatief goede uitvoering van VVE. Het gaat dan met name om de dubbele bezetting (kosten) en de scholing (onvoldoende scholingsaanbod in de omgeving). Het is daarom van belang dat gemeenten en schoolbesturen de randvoorwaarden die nodig zijn voor een kwalitatief goede uitvoering van VVE in de scholen en de voorschoolse voorzieningen (blijven) bewaken.