Er is weinig onderzoek over de ervaringen van kinderen zelf over hun welbevinden in de kinderdagopvang en naschoolse opvang. De meeste zijn gericht op de perceptie van professionals en ouders op het welbevinden van kinderen. In dit onderzoek wordt rekening gehouden met de eigen opvattingen en kennis van jonge kinderen, dat aansluit op een benadering vanuit de kinderrechten, het recht om een mening te geven. In dit onderzoek werden kinderen van 4 tot 12 jaar bevraagd in Australië.
Uit een literatuurstudie over de evaluatie van het welbevinden door kinderen in het algemeen bleek dat zij vooral vrijheid/autonomie en de kwaliteit van relaties (met ouders, familie en vrienden) en de kwaliteit van de speelomgeving (thuis, school en buurt) centraal stellen in hun welbevinden.
Bij het concept welbevinden wordt onderscheid gemaakt in welbevinden door plezier te hebben en zich te vermaken (hedonic well-being) enerzijds en door keuzevrijheid, zelfwaardering en zich goed voelen (eudaimonic well-being)anderzijds. Bij deze laatste zijn de drie elementen van de Self-Determination Theory van belang: autonomie, relatie en competentie, met name de individuele mogelijkheid voor kinderen om zelf keuzes te maken in wat zij goed vinden voor zichzelf. De interviews in dit onderzoek richten zich op eudaimonic well-being door het hanteren van drie elementen in de analyse: having (materialen), loving (kameraadschap) en being (zelf-realisatie en autonomie). De resultaten van het onderzoek betreffen: i) de voorkeur van kinderen voor autonomie; (ii) Het verlangen van kinderen naar eerlijkheid en het geïnformeerd voelen en (iii) invloed van ouder-kindrelaties op het welbevinden in de kinderopvang. Deze worden hierna kort toegelicht.
Het welbevinden van kinderen werd beïnvloed door de mate van autonomie die ze ervoeren. Kinderen vergeleken hun mate van autonomie in de kinderopvang vaak met de doorgaans grotere mate van autonomie die ze ervoeren als zij thuis door hun ouders worden verzorgd.
Het welbevinden van kinderen was ook afhankelijk van het zich goed geïnformeerd voelen over regels en hoe de kinderopvang voor hen was geregeld. De bekendheid met de regels in de perceptie van kinderen kwam duidelijk naar voren in hoe vaak ze uit zichzelf details hierover deelden in de interviews. In de mening van kinderen wordt benadrukt dat het effect van regels op het welbevinden van kinderen afhankelijk is van de vraag of kinderen regels en regelingen als eerlijk of noodzakelijk beschouwen.
Ten slotte werd het welbevinden van kinderen ook gevormd door hun relaties met hun ouders en de tijd die zij samen kunnen doorbrengen. Uit de frequente en betekenisvolle verwijzingen van kinderen naar hun ouders in de interviews bleek dat kinderen hun ouders zagen als hun belangrijkste verzorgers en dat ze vaak meer tijd met hen wensten.