In verschillende onderzoeken wordt het belang van aansluiten bij de leerbehoeftes van jonge begaafde kinderen besproken. Echter, de meeste onderzoeken zijn gericht op vroegsignalering van deze groep kinderen en niet op het omgaan met deze kinderen. De meeste interventies die in de praktijk gebruikt worden, zijn gebaseerd op praktijkervaring en niet op empirisch bewijs. In de praktijk worden vaak gebruikt:
- Verrijking: Het aanbieden van extra materialen of activiteiten, zowel verdieping (meer diepgang in regulier aanbod) als verbreding (aanbod uitbreiden naar andere thema’s).
- Versnelling: Het aanbieden van materiaal voor oudere leeftijd of bijvoorbeeld een eerdere start op school.
- Groepering: Het groeperen van ontwikkelingsgelijken voor een passend aanbod en sociale ontwikkeling.
In eerder onderzoek worden ook andere belangrijke leerdoelen waaraan gewerkt kan worden in de voorschoolse situaties beschreven: gezond zelfbeeld en gevoel van eigenwaarde; passende interpersoonlijke vaardigheden; nieuwsgierigheid en motivatie tot leren; volharding bij uitvoeren van taken; bereidheid om risico’s te nemen; creatief en productief denken; verwerven van hogere-orde denken; vermogen om zelfstandig en in een groep te werken.
De auteurs identificeren verschillende problemen bij het analyseren van specifieke interventies van jonge begaafde kinderen: kleine groepen; geen controlegroep; geen randomisatie; verschillende definities van begaafdheid; verschillende selectiecriteria; geen objectieve meetinstrumenten om vooruitgang te meten. Hierdoor is het niet mogelijk om goede uitspraken te doen over de effectiviteit van verschillende interventies.
