WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Ontwikkelvoorsprong | Publicatiedatum: 2025

Kern

Signaleren van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong lukt niet altijd, onder andere vanwege gebrek aan kennis en consensus. In dit Nederlandse onderzoek wordt onderzocht hoe professionals in de kinderopvang kinderen van 3 tot 5 jaar met een ontwikkelingsvoorsprong signaleren. Ook is gevraagd aan professionals in hoeverre zij zich competent voelen in het signaleren. Signalering in Nederland gebeurt meestal zonder gebruik van een specifiek protocol of instrument. Wel worden ouders en collega’s meestal betrokken. Pedagogisch professionals voelen zich enigszins competent in het signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong.

In de literatuur wordt beschreven dat vroege herkenning en de juiste begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong belangrijk is voor het optimaal ontwikkelen van hun ontwikkelingspotentieel. Ook kan het problemen voorkomen, zoals aanpassingsgedrag, psychosociale en emotionele problemen, verveling, onderpresteren en schooluitval. 

Verder wordt in de literatuur beschreven dat pedagogisch professionals een cruciale rol hebben in de vroegherkenning van een ontwikkelingsvoorsprong. Er zijn verschillende factoren beschreven die eraan bijdragen dat vroegherkenning niet altijd lukt: gebrek aan consensus over wat gesignaleerd moet worden; gebrek aan kennis bij professionals; jonge kinderen laten hun potentie niet altijd zien; sommige professionals onderschatten kinderen uit andere culturen; andere obstakels, zoals gebrek aan geld, tijd en begeleiding.  

In verschillende studies worden verschillende kenmerken van begaafdheid beschreven. Een overkoepelend kenmerk is het bezit van een groter intellectueel vermogen. Verhoogde gevoeligheid als kenmerk staat ter discussie. Niet altijd zijn duidelijke kenmerken zichtbaar.

Signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong kan volgens eerdere onderzoeken op verschillende manieren, zowel objectief (checklists, intelligentieonderzoek) als subjectief (gesprekken met ouders, portfolio’s, observaties). Samenwerking met ouders is essentieel. 

Onderzoeksvragen

  • Hoe signaleren professionals in kinderopvang jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong?
  • In hoeverre voelen professionals zich hierbij competent?
  • Hoe is de signalering van 6 jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong verlopen in kinderopvang en op de basisschool?

Methode

In dit onderzoek werden onder andere bij 42 pedagogisch professionals en gastouders vragenlijsten afgenomen over de werkwijze en gevoel van eigen competentie bij het signaleren van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Ook werd een case study uitgevoerd bij 6 jonge kinderen (waarvan 1 tweeling die samen als 1 casus werden beoordeeld) op basis van selectie door hun leerkracht in het basisonderwijs. 

Resultaten 

Pedagogisch professionals kijken bij signalering van een ontwikkelingsvoorsprong naar bepaalde eigenschappen, zoals cognitieve ontwikkeling, persoonseigenschappen en gedrag. De meeste pedagogisch professionals gebruiken geen specifieke protocollen bij het signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong. Wel worden vaak observatie-instrumenten gebruikt, die niet specifiek zijn voor het beoordelen van een ontwikkelingsvoorsprong (zoals bijvoorbeeld KIJK!). Pedagogisch professionals betrekken vaak zowel ouders als collega’s bij het beoordelen van de ontwikkelbehoeften van een kind. 

Het zelfgerapporteerde gevoel van competentie bij het signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong was hetzelfde bij pedagogisch professionals en leerkrachten in het basisonderwijs: enigszins competent. Dit was hoger dan verwacht op basis van eerdere onderzoeken.

In geen van de 5 case studies werd door pedagogisch professionals benoemd dat het kind een (mogelijke) ontwikkelingsvoorsprong had. Wel werd in alle gevallen een aangepast aanbod gegeven. 

Belangrijkste beperkingen

Er kan sprake zijn van self-selection bias, doordat mogelijk vooral professionals geïnteresseerd in het thema hebben deelgenomen. Voor de case-studies werden de kinderen geselecteerd door hun basisschoolleerkracht, die dacht dat er sprake was van een ontwikkelingsvoorsprong. Hierdoor ging het waarschijnlijk vooral om leerlingen met een typische presentatie en waren er waarschijnlijk geen onderpresteerders bij (een bekend probleem bij onderzoek naar begaafdheid en ontwikkelingsvoorsprong).

Conclusie 

In de kinderopvang worden meestal geen specifieke protocollen of instrumenten gebruikt bij de signalering van een ontwikkelingsvoorsprong. Wel betrekken pedagogisch professionals vaak ouders en collega’s bij het beoordelen van de ontwikkelbehoeften van een kind. Hoewel een ontwikkelingsvoorsprong niet vaak benoemd wordt in de kinderopvang, lijkt het erop dat regelmatig wel een aangepast aanbod wordt gegeven aan kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. 

Bijbehorend praktijkartikel 

Naar aanleiding van het wetenschappelijke artikel hebben de auteurs ook een praktijkartikel geschreven. Hierin geven ze een samenvatting van het uitgevoerde onderzoek en het gepubliceerde artikel en geven aanvullend adviezen voor de praktijk.

Dit praktijkartikel beschrijft  5 gebieden waarop een pedagogisch professional aanpassingen kan doen voor het individuele kind met een ontwikkelingsvoorsprong: 

  • Interactie: stellen van verdiepende vragen op een hoger denkniveau
  • Spelbegeleiding en spelgericht onderwijs: spelgerichte activiteiten en spelbegeleiding passend bij het ontwikkelniveau van het kind 
  • Aanbod: uitdagende opdrachten en materialen, passend bij de interesses en behoeften van het kind
  • Leeromgeving: verrijkte leeromgeving met verschillende leermogelijkheden
  • Groeperen: faciliteren van contacten met ontwikkelingsgelijken door kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong kinderen van vergelijkbaar niveau te groeperen

Ook worden 4 algemene aanbevelingen voor de praktijk benoemd: 

  • Ontwikkel wetenschappelijk onderbouwde instrumenten en protocollen bruikbaar voor de kinderopvang. 
  • Professionaliseer pedagogisch professionals. 
  • Maak  beleid op ontwikkelingsvoorsprong binnen kinderopvangorganisaties. 
  • Kijk als pedagogisch professional naar de ontwikkelbehoeften van elk kind en sluit hierbij aan.