In de literatuur wordt beschreven dat bij inclusief onderwijs alle kinderen de kans zouden moeten krijgen om zich optimaal te ontwikkelen, samen met peers. Dit wordt ook beschreven in het VN-kinderrechtenverdrag (artikel 29.1a). Helaas blijkt dit in de praktijk niet altijd te gelden voor begaafde en getalenteerde kinderen.
Wanneer niet tegemoetgekomen wordt aan de talenten en begaafdheid van een kind, worden verschillende negatieve gevolgen beschreven in de literatuur, zoals onderpresteren en gedragsproblemen. Ook voor de samenleving is het een gemis als het ontwikkelingspotentieel van deze kinderen niet benut wordt.
In de DMGT (Differentiating Model of Giftedness and Talent) wordt begaafdheid gezien als gaven in een bepaald domein (zoals intellectueel, creatief, sociaal of motorische beheersing) die door een ontwikkelingsproces onder invloed van verschillende factoren (intrapersoonlijke factoren en omgevingsfactoren) kunnen leiden tot talenten. Talenten worden gezien als competenties in verschillende gebieden (zoals academisch, wetenschap of kunst). (zie figuur 1 in het artikel)
Methode
De auteurs verzamelden 23 artikelen uit 16 landen (Europa, Azië en Noord-Amerika) gepubliceerd sinds 2010 over jonge begaafde kinderen in zowel voorschoolse voorzieningen als basisscholen.
Resultaten
Welke factoren dragen bij aan de vroege herkenning van begaafde en getalenteerde kinderen?
- kennis over karakteristieken van begaafdheid en talent
- mogelijkheid voor alle kinderen om hun vermogens te laten zien
- gebruiken van strategieën voor signalering
- samenwerking tussen professionals onderling en professionals en ouders
- ruimte voor professionele ontwikkeling en onderwijs aan professionals
Welke andere factoren dragen bij aan goed functionerend inclusief onderwijs, waarbij begaafde en getalenteerde kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en het gevoel hebben erbij te horen?
- beleid rondom begaafde en getalenteerde kinderen
- waarderen van diversiteit
- aanvullende onderwijsvoorzieningen
- contact met peers
- samenwerking thuis en school
Deze resultaten zijn omgezet in een factorenmodel door de auteurs (zie figuur 3 in artikel).
Belangrijkste beperkingen
In deze review blijkt niet welke strategieën voor signalering van begaafde kinderen het meest gebruikt worden of het meest effectief zijn. Ook zijn onderpresterende kinderen mogelijk onvoldoende meegenomen in de geïncludeerde onderzoeken. Daarnaast blijkt ook niet welke van de gevonden factoren rondom inclusief onderwijs het meeste invloed hebben.
Conclusie auteurs
Drie belangrijke resultaten worden uitgelicht rondom vroege herkenning:
- Vroege herkenning van begaafde en getalenteerde kinderen gaat verder dan IQ-tests en moet in breder perspectief gezien worden.
- Hoewel vroege herkenning afhankelijk is van verschillende factoren (zoals hierboven genoemd), hoeft het niet veel tijd te kosten.
- Vroege herkenning is een gedeelde verantwoordelijkheid van professionals en ouders, waarin professionals wel de leidende rol moeten nemen.
Drie belangrijke resultaten worden uitgelicht rondom goed functionerend inclusief onderwijs, inclusief de voorschoolse periode op de kinderopvang:
- Er is meer nodig dan alleen aanvullende (onderwijs)voorzieningen. Ook beleid, waarderen van diversiteit, contact met peers en goede samenwerking met ouders zijn van belang.
- Vroege herkenning van begaafdheid moet leiden tot inclusie en niet tot exclusie. De voorkeur is om kinderen inclusief onderwijs te bieden binnen een reguliere klas met zo nodig deels aparte voorzieningen.
- Ontwikkeling van het kind is een gedeelde verantwoordelijkheid van professionals en ouders.
Beperkingen voor vertaling naar Nederlandse kinderopvang
- Het artikel gaat over begaafde kinderen van alle leeftijden, niet specifiek over jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.
